tot Pius XII (4)
God zegt:
'Al jaren heb Ik dit tegen Mijn woordvoerder [M.V.] gezegd,
zodat het aan jou zou worden verteld.
Vandaag zeg Ik het [rechtsreeks] tot Jou [Pius XII],
Plaatsvervanger van Mijn Christus en Mijn Dienaar.
Ja.
Omdat Ik God ben.
En niemand is groter dan Ik.
Allemaal dienaren vergeleken met Mij: de Heer.
Allen een niets bij Mijn Goddelijke Alles.
Jij, minstens jij, wees niet zoals al te velen.
Scheid je wil van de hunne, om niet hun mede-plichtige te worden.
Jij, Mijn Dienaar... maar zij zijn joúw dienaren, en jij bent het Opperste Hoofd.
En jouw woord ont-ketent en bindt, op de tweede plaats, na het Mijne dat,
gezien Jij Mij in heiligheid en liefde dient, verenigd is met het jouwe,
zodat het God mag zijn die spreekt door je lippen als paus.
Je hebt de Staven in je handen en de Wijsheid in je geest.
Ik heb ze aan jou gegeven toen Ik je verkoos.
Gebruik Macht en Kennis zoals het jou uitkomt,
en veroorzaak geen walging bij je Heer
die jouw pausdom wilde markeren
met een buitengewoon geschenk:
de Blijde Boodschap opnieuw geëvangeliseerd,
ter bevestiging van het eeuwenoude,
tot hulp van jou, O Vader van het christendom,
en tot hulp van het hele christendom
waartegen de vervloekte Draak oprukt.
Val ook jij, de baas/het hoofd, niet om.
Zeg niet: "Er is geen relatie tussen het geschenk en het gevaar",
zoals sommigen zeggen en je verleiden om te zeggen.
Beledig Mij niet, die het Woord heeft voortbracht.
Ik, die de Machtige ben, en alles kan doen als ik wil.
En die Vader ben, en als een kind Mij gehoorzaamt, dan help Ik het.
Hoe groot de dreiging ook is die erop afkomt.
Kijk niet naar het medium waarlangs het geschenk van het Woord tot jou kwam,
dat hen te hulp komt die geloven, en hen die twijfelen,
en óók hen die niet geloven.
Het medium gehoorzaamde in het dienen van het Woord
en op de orders ontvangen van God.
En om deze reden wendde zij zich tot jou.
Opdat Jij doet wat God wil.
Maar als je het medium afwijst,
dan tref je niet zozeer haar, en zondigt tegen haar, onschuldige,
als dat je Mij treft, Ons, die Eén enkele God zijn in Onze wonderbaarlijke Drie-eenheid,
en zondigt tegen de Liefde.
Omdat Liefde, Ónze Drie-enige Liefde,
aan jouw pontificaat dit wilde geven:
het Woord van God.
En als je mijn liefdevolle Wil weerstaat
dan herhaal je het gebaar van de Prinsen der Priesters,
van de Sanhedristen, van de Farizeeën, Sadduceeën en Schriftgeleerden,
die niet bogen voor de evangeliserende Naastenliefde
en haar vervolgden en veroordeelden vóór het uur
bezegeld voor Haar Martelaarschap.'
Reacties
Een reactie posten