gamaliël 2
Maria Valtorta:
-GAMALIËL-
'De Farizeeër heeft zijn handen gevouwen op zijn borst, zijn armen over elkaar,
en hij kijkt naar iets met ernst, ik zou bijna zeggen met walging.
Toch is het niet minachtend.
Ik zou zeggen verdrietig.
Tot nu toe heb ik dit eerste deel van het visioen
beschreven in de tegenwoordige tijd voor een grotere levendigheid,
ook omdat het nog, net als gisteravond, voor mijn ogen aanwezig is.
Als je 'ns wist hoezeer ik de mantel van de Farizeeër bestudeerde!
Als ik kon, zou ik de krullen van de kostbare gesp
en de Griekse motieven van de geborduurde randen
navertellen en tekenen.
-SAULUS (PAULUS)-
Een tweede keer
zag ik een jonge man voor de Farizeeër komen, duidelijk een Jood,
met typische trekken, en inderdaad een lelijke Jood.
Teckel, gedrongen,
ik zou bijna zeggen: een beetje onvolgroeid,
met zeer korte en dikke benen, iets uit elkaar bij de knieën:
die zie ik goed omdat hij een korte jurk heeft
zoals iemand die zich voorbereidt om te reizen,
vertelt mijn binnenstem me...
Een grijsachtig gewaad.
Armen ook kort en pezig, korte en dikke nek
die een vrij grote, bruine kop ondersteunt, met kort, grof haar,
met tamelijk uitstekende oren, volle lippen, sterk stompe neus,
hoge en dikke jukbeenderen, bol en hoog voorhoofd,
ogen... alles behalve lief.
Eerder een rund
maar met een harde, boze blik.
Toch zijn deze ogen...
heel zwart onder de bosjes gefronste wenkbrauwen,
het zijn mooie ogen. Ze zetten je aan het denken.
Hij heeft geen lange baard,
maar zijn wangen lijken gerookt
door de schaduw van een zeer dikke baard,
die net zo borstelig moet zijn als zijn haar.
Hij is beslist een lelijke man,
zowel qua lichaam als qua gezicht.
Hij lijkt zelfs een beetje gebocheld in zijn rechterschouder.
Maar hij valt ook op en trekt aan, ondanks zijn lelijke en kwaadaardige uiterlijk.'
[7/8/44]
Reacties
Een reactie posten