perfect worden
Omdat Jezus Zich begon te laten horen
net toen ik op het punt stond te gaan bidden, zeg ik tegen Hem:
“Maar Jezus! Zo kan ik niet meer bidden! En daarna ben ik moe, en kan ik het niet meer doen."
En Hij antwoordt met een glimlach die ik - als ik niet bang was om respectloos te zijn - ‘brutaal’ zou noemen:
'Dat is precies wat Ik wil.
Jij behoort Mij helemaal toe.
In voor-en tegenspoed. Ja, zelfs in slechte tijden.
Ben je niet blij dat ik je, zelfs als je onvolmaakt bent, al neem,
terwijl Ik wat je doet perfect maak en je tekortkomingen teniet doe?
En dan moet je ook graag dat goede aan Mij opofferen,
en daarbij tegen jezelf zeggen: "Nu doe ik het goed".
Jouw goed!
O mijn kleine mugje!
Jouw toewijdingen zijn... toewijdingen.
In hen komen gewoonte, scrupules terecht,
de angst dat als je het niet zegt, Ik niet naar je zal luisteren en je zal zegenen,
afleidingen...
Ik wil ze niet.
Ik laat ze aan jou over
voor de uren dat Ik je het gevoel wil geven dat je... nog minder dan een mug bent.
Dat je een muggenlarve bent, nog steeds zonder vleugels
om naar de top van een madeliefje te vliegen.
Maar als Ik jou leid,
dan breng ik je in vervoering in gebed.
Ik ben de Adelaar.
De adelaar vliegt in de hoogste hemel,
klimt, klimt, klimt steeds hoger in het blauw in concentrische cirkels
en kijkt naar de zon. Zijn ogen kijken naar de zon zonder verblind te worden.
Hoe meer ze ernaar kijken, hoe sterker ze zich voelen.
De adelaar leert zijn zware nakomelingen,
die bang zijn om het loodrechte nest in het ravijn te verlaten,
de sensatie van het vliegen
door ze een voor een mee te nemen in stevige busjes (?)
en ze mee omhoog, omhoog, omhoog te dragen.
Dronken van licht
kunnen ze de grot in de rots niet langer verdragen
en, niet langer bang voor het ravijn dat onder hen ligt,
openen ze hun vleugels en lanceren zichzelf...
De zon tegemoet, de hoogten in.
Ze leerden adelaars te zijn.
Vroeger waren het gewoon kuikens zoals die van de gans.
Ze leerden vliegen.
Om geen vuil en modder meer te kennen.
Om in de zon te leven.
En alleen.
Want de adelaar doet precies dit,
- kleine mensjes, die de wonderen van mijn creaties niet kennen
of jullie kennen ze heel slecht, en dan zal Ik ze jullie leren -
om adelaars van zijn kuikens te maken.
En als hij ze ziet verlangen naar blauw en zon,
verlaat hij ze, nog steeds over hen wakend.
Zoals ik dat bij jou doe.
En ze openen hun vleugels,
instinctief en door verlangen.
Het instinct om op te stijgen.
Ze hebben begrepen dat die twee lange dingen,
die vader en moeder bewegen en die ze nooit hebben geopend,
dienen om zichzelf overeind te houden in dat prachtige blauw.
En ze geven toe aan het verlangen om te doen wat zij doen
en te duiken in dat steeds hoger wordende blauw,
dat lijkt op een muur en dat niets anders is
dan steeds zuiverder lucht.
En de grotere volwassen adelaar volgt hen.
En als iemand, moe of zwak, na een korte vlucht begeeft en valt,
dan haast hij zich, grijpt hem, redt hem, brengt hem terug naar het nest en versterkt hem
meer dan de anderen, om hem klaar te maken voor de nieuwe vlucht, de volgende dag.
En zo tot hij hem de toppen leert
waar het mooi is om alleen te leven, als een koning,
om van elke piek een absoluut koninkrijk te maken
waarin koning en koningin elkaar liefhebben
in draaikolken van licht en vluchten.
En wat doe ik anders bij jou?
Mijn voordracht is de adelaarsvlucht.
Je devotie is het hijgend trillen van de vleugels van een mug
die met moeite bezit neemt van de schoot van een bloem
om van z'n beetje zonneschijn te genieten.
En Ik neem je mee wanneer Ik jou wil.
En Ik draag je met Mij.
Nu zet Ik je neer.
Je bent moe? Rust.
Vertel me gewoon dat je van me houdt.
Dat is genoeg voor mij.
En wees klaar voor de nieuwe vlucht.
Begrijp je niet dat ik jouw Heer/Vorst ben,
zo absoluut, dat Ik wil wat Ik wil?'
[14/6/44]
Reacties
Een reactie posten