gamaliël 6
Maria Valtorta:
'Een van de meest heftigen en wreden
is de lelijke jongeman die ik zag spreken met de rabbijn en Farizeeër
en die zij Saul noemen - het spijt me voor de apostel...
maar hij leek een hooligan voor hij tot Christus behoorde...
Ik zie ook de Farizeeër en doctor...
een van de weinigen die geen deelnemer was aan het gevecht
aangezien hij altijd zweeg, al tijdens de beschuldiging
en terwijl het vonnis werd uitgesproken
(en bij hem schijn ik ook Nicodemus te zien,
in een halfdonkere hoek)...
...Farizeeër en dokter die, walgend van het onwettige en woeste tafereel,
zich in zijn zeer grote mantel wikkelt en richting een uitweg loopt
tegenover die uitgang waar de menigte beulen naartoe gaat.
Die zet ontgaat Saul niet, die roept: "Rabbi, gaat u weg?"
En gezien de ander laat zien dat hij de vraag niet voor zichzelf opvat,
specificeert Saul: "Rabbi Gamaliël, onthoudt u zich van dit oordeel?"
Gamaliël draait zich eensklaps om
en antwoordt met een hooghartige en koude blik
eenvoudigweg: "Ja!"
Maar het is een ‘ja’ dat een hele discussie waard is.
Saul begrijpt het, en laat de meute achter, en rent naar hem toe.
"U wilt mij niet vertellen, meester,
dat u onze veroordeling afkeurt."
Stilte.
"Bent u misschien een volgeling van die boosdoener die Jezus heet?"
"Ben ik niet. Maar als hij was wie hij zei dat hij was,
bid ik tot de Allerhoogste dat ik er een mag worden."
"O horreur!"
"Geen horreur!
Iedereen heeft de intelligentie om ze te gebruiken en de vrijheid om haar toe te passen.
Laat eenieder haar gebruiken in overeenstemming met de vrijheid die God heeft gegeven
en het licht dat hij in ons hart heeft geplaatst.
De rechtvaardigen zullen haar ten goede gebruiken,
de goddelozen ten kwade.
Tot ziens!"
En hij vertrekt zonder zich ergens anders zorgen over te maken.'
[7/8/44]
Reacties
Een reactie posten