desolata 1
-Virgen de la Soledad (Zamora, Spanje)-
1e zaterdag, 1.30 uur
Maria zegt:
'Ik ben het, de Moeder. Schrijf!
Maak elke zaterdag tot Desolata-tijd.
Ik zegen je, dat je de nacht tussen vrijdag en zaterdag zo doorbrengt.
Het eerste punt en het derde punt zijn makkelijk voor jou.
Het enige wat je hoeft te doen, is de visioenen en dictaten die je hebt gehad opnieuw te lezen.
Maar het tweede is pijnlijk voor je, omdat je het zelf moet doen.
In je beschrijving [van 18/2/44] heb je gezegd:
“Maria met de groep… keert een eindje terug naar het huis”.
En als dit genoeg was in de beschrijving
– en je zou in je zwakheid niet nóg meer kunnen geven –
dan is het níet genoeg voor je gebed nu.
Schrijf daarom, ter begeleiding, op
wat ik toen heb geleden.
Wanneer de steen in zijn gleuf vloeide en het graf sloot
had ik het gevoel dat hij over mijn hart ging,
en het verpletterde en uit mijn borst rukte.
Ik klemde mij met mijn nagels en mijn mond vast aan de richel
waardoor ik voor de tweede keer stierf, aan een diepere dood,
aan een nog grotere scheiding, waarin zelfs de leden
van mijn Zoon niet meer van mij waren...
Maar au! ik bereikte niets!
Nagels en tanden gleden zonder beweging te geven over die grote steen.
Vingers en lippen bloedden, maar hij bleef gesloten,
gesloten en onverbiddelijk als de dood.
Toen rolden over het bloed de tranen.
En het bloed en de tranen van Zijn Moeder
waren de eerste die die heilige plaats nat maakten
waar een God de dood kende om de mens uit de dood op te wekken.
Ze rukten me daar vandaan,
want daar zou ik zijn gebleven
als ze mij alleen hadden gelaten.
Daar, aan de voet van die stenen deur,
als een bedelaar die wacht op een donatie.
Ik was in feite de meest ellendige vrouw
en om te leven had ik dit aanbod nodig: mijn Zoon weer te zien!
Ik was zelfs minder dan een bedelaar.
Ik zou daar zijn neergehurkt als een schaap dat zijn herder verloor,
dat verdwaald is, hongerig, alleen, en terugkeert naar de gesloten schaapskooi,
naar de kudde zonder meester, en dat zich daar laat sterven van de honger,
tegen de gesloten muur aan, omdat het niemand meer heeft,
en het hem, in de wereld vol wolven, lijkt
dat het nog steeds beschermd wordt
als het daar is, waar ooit diegene was
die ervan hield...
En was ik niet werkelijk een lam tussen woeste wolven?
En was Hij die mij liefhad niet gestorven?'
[3/6/44]
Reacties
Een reactie posten