lazarus 6
Maria Valtorta:
'Wanneer de opgestane de rand bereikt en daar stopt,
als een mummie die macaber en spookachtig tegen het zwart van de grot staat,
beveelt Jezus: "Maak hem los en laat hem gaan.
Geef hem kleding en eten!"
- "Meester..."
Marie zou graag nog iets willen zeggen.
Maar Jezus onderbreekt haar: "Hier! Nú meteen!
Geef hem wat kleding! Kleed hem aan waar iedereen bij is
en geef hem iets te eten."
De bedienden haasten zich:
de een brengt een tuniek, een ander verwijdert de omhulsels,
weer anderen brengen water en voedsel.
De stroken rollen zich af als een lint.
Er zijn tientallen meters smalle stroken
die verzwaard zijn door aromaten en menselijke afscheiding.
Ze vallen als een hoop rot op de grond.
Ze laten de mantel zakken die zich onder de strips bevindt,
maar die de resterende windingen van de banden nog steeds vasthouden;
dan zakt het langzaam naarmate de stroken vallen.
Lazarus verschijnt beetje bij beetje uit zijn cocon van de dood:
hij lijkt op een pop die uit z'n cocon komt. Zijn gezicht is mager, zijn huidskleur vaal,
zijn haar zit vol aromaten, zijn ogen zijn om dezelfde reden nog steeds gesloten.
Dan worden zijn handen, op zijn buik geklemd, losgemaakt.
De bedienden en Maria haasten zich
om de ledematen schoon te maken zodra ze verschijnen,
met een spons gedrenkt in heet geparfumeerd water met ik weet niet wat,
dat het roze en ondoorzichtig maakt.
Wanneer Lazarus tot en met de zijkanten is gewassen
en het voor iedereen lijkt dat zijn extreem dunne lichaam ademt,
kleedt Maria hem in een kleine, korte tuniek die tot aan zijn bekken reikt.
Dan laat ze hem zitten, met liefde, en is het de beurt
aan de benen om los gemaakt en gewassen te worden.
Ze zijn overal gemarkeerd met rood-blauwige littekens,
die lijken op nauwelijks genezen wonden.
Martha en de bedienden roepen een 'Oh!' van ontzetting.
Jezus glimlacht.
Ook de Joden kijken toe.
Ze komen zo dichtbij als ze durven
om niet vervuild te raken door de stroken, geloof ik.
Ze kijken, en kijken naar Jezus, die nog steeds niet om hen geeft
alsof ze niet bestaan.
Lazarus krijgt zijn sandalen.
Hij staat op, zeker van zichzelf,
en trekt de lange tuniek aan die Martha hem aanbiedt.
Hij is nu net als iedereen, behalve zijn magerte en zijn bleekheid.
Hij wast zijn handen nog een keer zelf
en dan, na het verversen van het water,
wast hij zijn gezicht en hele hoofd opnieuw.
Hij veegt zichzelf af.
Zo, nu helemaal schoon geworden, gaat zich
aan de voeten van Jezus ter aarde werpen
en kust ze.
"Welkom terug, vriend," zei Jezus.
"Moge vrede en vreugde met je zijn.
Leef om je gelukkige bestemming te vervullen.
Sta op zodat Ik je de begroetingskus kan geven."
En ze kussen elkaar allebei op de wangen.
Dan is het Jezus zelf die Lazarus een stuk fouace aanbiedt,
naar mijn mening bedekt met honing, en een appel,
en hij schenkt hem witte wijn in.
De Joden zijn verbaasd als ze Lazarus zien eten
met de eetlust van een gezond man.
Zijn zussen strelen hem
en aanbidden Jezus met blikken vol liefde.
Het visioen houdt dus op.'
[23/3/44]
Reacties
Een reactie posten