lazarus 4
Maria Valtorta:
'Het is langs een mooie en uitgestrekte weg
die aan de zijkanten overgaat in een boomgaard
- het moet nog steeds winter zijn, want je ziet
momenteel geen bladeren of vruchten -
dat men het huis van Lazarus binnengaat.
Veel mensen komen en gaan over de tuinpaden.
Het zijn rijke joden, wier rijdieren zijn vastgemaakt aan het hek dat het terrein afbakent,
dat omgeven is door een muur en versierd met een zware ijzeren poort
bewerkt zoals een Arabische poort.
Als ze Jezus zien binnenkomen, gaan Joden het huis binnen,
dat mooi en groot is en midden in de tuin oprijst;
ze komen opnieuw naar buiten met een lange, donkerharige vrouw
met een nogal geaccentueerd profiel, maar niet lelijk.
Ze lijkt in de veertig te zijn.
Zij rent naar Jezus toe,
barst in tranen uit, maakt een buiging en zegt:
"Vrede zij met jou, Meester. Maar geen vrede meer voor je dienares.
Lazarus is dood. Als jij erbij was geweest, was hij niet gestorven.
Waarom ben je niet eerder gekomen, Meester?
Lazarus, onze broer, heeft je zo vaak geroepen!
Kijk nu: ik ben bedroefd en Maria huilt zonder vrede te vinden.
En hij, hij is er niet meer. Je weet hoeveel we van hem hielden.
Wij hadden alles van jou verwacht. Toch hoop ik nu nog,
want ik weet dat wat jij ook aan de Vader vraagt,
het zál voor je gebeuren!"
- "Je broer zal weer tot leven komen."
- "Ik weet het, Meester. Op de laatste dag zal Hij weer opstaan."
- "Ik ben de Opstanding en het Leven.
Wie in Mij gelooft, zelfs als hij dood is, zal leven.
En wie gelooft en leeft in Mij, zal niet eeuwig sterven.
Geloof jij dit allemaal?"
Terwijl Hij zijn woorden uitspreekt,
is Jezus een en al majesteit en goedheid.
Hij houdt Zijn hand op Marthe's schouders
die, ook al is ze lang, veel kleiner is dan Hij;
ze kijkt hem aan, haar gezicht iets omhoog, en er erg bedroefd uitziend.
"Ja Heer, ik geloof dat.
Ik geloof dat jij Christus bent,
de Zoon van de levende God, die in de wereld kwam,
en ook dat Jij kunt doen wat Je wilt. Ik geloof.
Nu ga ik Maria waarschuwen."
Jezus wacht in de tuin.
Hij nadert een prachtige fontein
waarvan de straal het bloembed eromheen bewatert
en zingt terwijl hij terug in het zwembad valt,
waar vissen kronkelen met zilveren of gouden flitsen.
Hij bekommert zich niet om de Joden, alsof ze niet bestaan.
Hij kijkt niet eens naar ze. Trouwens, Hij zei niet,
zoals gewoonlijk, bij de ingang:
'Vrede in dit huis."
Maria rent en werpt zich aan Zijn voeten, die ze snikkend kust.
Veel Joden volgden haar met Martha, en delen in haar pijn.
Ook Maria klaagt:
"O Heer! Waarom ben je niet eerder gekomen?
Waarom bleef je zo ver van ons verwijderd? Je wist heel goed dat Lazarus ziek was.
Als jij erbij was geweest, dan zou mijn broer niet gestorven zijn.
Waarom ben je niet gekomen?
Hij moest leven!
Ik moest hem laten zien dat ik volhardde in het goede.
Ik bezorgde hem zoveel zorgen, mijn broer!
En nu, nu ik hem gelukkig kon maken,
is hij van mij afgenomen.
Jij kon hem aan mij overlaten,
de arme Maria de vreugde geven hem te troosten
nadat ze hem zoveel pijn had gedaan.
O Jezus, Jezus! Mijn Meester!
Mijn redder! Mijn hoop!"'
[23/3/44]
Reacties
Een reactie posten